Zoals in de Memorie van toelichting wordt geformuleerd is het doel van dit wetsvoorstel ‘om verzuim en schooluitval tegen te gaan’. De Staatssecretaris van Volksgezond geeft aan dat met dit wetsvoorstel Samenwerkingsverbanden meer in positie worden gebracht. Met de keuze voor het Samenwerkingsverband als doorzettingsmacht en het ontbreken van verbetering van de wettelijke positie van kinderen en ouders in dit wetsvoorstel zal in onze ogen het met de voorgestelde wet beoogde doel niet worden gehaald. 

Aan de behoefte van het organiseren van een doorzettingsmacht ligt vaak een situatie ten grondslag waarin partijen er zonder deze macht niet uitkomen. Kijkend naar het officiële aantal thuiszitters, en de ervaring van ouders, bijvoorbeeld zoals ingebracht in de evaluatie passend onderwijs (https://evaluatiepassendonderwijs.nl/publicaties/eindrapport-evaluatie-passend-onderwijs/ ), kunnen we stellen dat de hiervoor verantwoordelijke partijen op dit moment niet in staat zijn gebleken om voor alle kinderen in Nederland passend onderwijs te realiseren.  

Als er gekozen wordt voor een doorzettingsmacht is het belangrijk om aan alle partijen recht te doen in de mate van betrokken worden bij het vinden van een oplossing. In onze ogen is hiervoor een doorzettingsmacht nodig die onafhankelijk kan opereren, zowel naar de partijen die een wettelijke taak hebben om een passende onderwijsplek te faciliteren als de partijen voor wie deze passende onderwijsplek persoonlijk van belang is, namelijk kinderen en hun ouders.  

De Staatssecretaris stelt dat ‘uit de ervaringen die samenwerkingsverbanden hebben opgedaan met doorzettingsmacht blijkt dat duurzame oplossingen vooral gevonden worden in onderlinge samenwerking en minder via afdwingen.’ Het voorgestelde wetsvoorstel schiet op dit punt nu juist tekort. Met name de (rechts)positie van ouders en kinderen, de belangrijkste belanghebbende partijen, wordt hier genegeerd. 

Met de gangbare praktijken in veel gemeentes worden ouders al ernstig beperkt in hun wettelijk recht en plicht om beslissingen te nemen rondom passend onderwijs in belang van hun kind. Voor ouders wordt de opvoeding op deze manier uiterst beperkt en verzwaard. (Artikel 247 lid 2 Burgerlijk Wetboek Boek 1).Het gevolg van het formaliseren van deze gangbare praktijk is dat ouders nu ook bij wet in hun rol ernstig worden gehinderd. Het wetsvoorstel verbetert niks aan de positie van ouders en kinderen, hun positie wordt eerder verzwakt. 

Het betreft de onderdelen van het wetsvoorstel die de partij aanwijzen die de doorzettingsmacht krijgen, de niet concreet omschreven grenzen waarbinnen Samenwerkingsverbanden /Gemeente mogen opereren om een passende onderwijsplek te organiseren, de positie die ouders hebben op inspraak in besluiten die het College van Burgemeester en Wethouders samen met de Samenwerkingsverbanden moeten vastleggen in de doorbraakaanpak (met name de afspraak waarin wordt vastgelegd hoe ouders en kinderen worden betrokken bij het proces), de mogelijkheden die ouders en kinderen krijgen om invloed uit te oefenen en mede te bepalen of een passende onderwijsplek in hun ogen passend is en de manier waarop omgegaan wordt met privacygevoelige gegevens. Hieronder worden deze vijf punten nader toegelicht. 

Samenwerkingsverbanden hebben geen onafhankelijke positie en zijn regionaal verbonden. Samenwerkverbanden worden samengesteld door schoolbesturen van hun regio. Het hangt af van de samenwerkende schoolbesturen in welke mate Samenwerkverbanden onafhankelijk kunnen functioneren.In de praktijk staan de organisatiebelangen voorop en de aspecten in hun regio. Het beheren en uitgeven van het passend onderwijsgeld hoort bij hun taak. In de uitvoering hebben de reserves die ze de afgelopen jaren opbouwden voor vele Kamervragen gezorgd.

Wat betreft het tweede en derde genoemde punt. Op dit moment is het wettelijk niet vastgelegd dat ouders inspraak hebben in het gemeentebeleid. Dit betekent dat ouders geen invloed kunnen uitoefenen op het plan dat Samenwerkingsverbanden samen met het College wettelijk zullen moeten vastleggen in de doorbraakaanpak. Om alleen afspraken te maken over hoe je ouders en het kind gaat betrekken in het proces is voor ons niet voldoende. 

Volgens de Staatssecretaris kunnen ouders in principe een aangeboden oplossing weigeren. In de praktijk kunnen ouders vaak niet weigeren, omdat zij dan geconfronteerd worden met de handhaving van de Leerplichtwet of door het betrekken van de Gemeente zelfs een zorgmelding. 

Als voorbeeld geeft de Staatssecretaris aan dat ‘het Samenwerkingsverband adviseren of bemiddelen als ouders en school er samen niet uitkomen’. In de praktijk gebeurt dit al. Hiervoor was geen wetswijziging nodig. Wat er tot nu toe ontbreekt is een mogelijkheid voor ouders en kinderen om zich door een jurist te laten bijstaan. Naast dat schoolbesturen en gemeente zelf wel hun juridische afdeling laten bijstaan, hebben ouders die mogelijkheid niet. In de praktijk wordt dit door de partijen gezien als een vijandige houding. Door juridisch bijstand krijgt het kind het recht om gehoord te worden en hier ook zijn toekomst te mogen bepalen. 

De Staatssecretaris suggereert dat ouders zich eventueel kunnen wenden tot de Onderwijsconsulenten of naar de Geschillencommissie kunnen stappen. De Onderwijsconsulenten staan de ouders niet bij in hun rol als wettelijke vertegenwoordiger van hun kind, zij nemen een bemiddelende rol in tussen ouders en professionals, de laatsten hebben ook de beschikking over juridische bijstand. De Geschillencommissie doet geen bindende uitspraken, waar ook hier schoolbesturen de beschikking hebben over juridische bijstand, waar voor ouders niets is geregel. Als ouder heb je kennis ,vaardigheid en de Nederlandse taal nodig om deze wegen te kunnen bewandelen. Vermogende ouders kunnen juridische hulp zelf bekostigen niet vermogende niet.

Tot slot willen we ingaan op de manier waarom privacygevoelige informatie van kinderen wordt gedeeld en vastgelegd. Met de keuze om een Samenwerkingsverband op een betere informatiepositie te zetten, kan het voorkomen dat medische- en privacy gevoelige informatie verder doorgegeven worden. Het kind wordt door deze informatievoorziening niet meer beschermd en de informatievoorziening is niet alleen gericht op desbetreffende leerling. Het omvat het hele gezin. Door de samenwerking met Gemeente ontstaat een open informatievoorziening, die op lange termijn de toekomst van een kind negatief beïnvloedt en zijn ontwikkeling in de weg kan staan. Zelden geeft een dossier van een kind een kloppend beeld weer. Wij pleiten ervoor dat bij het verstrekken van informatie ook aan de kinderen vanaf 12 jaar toestemming gevraagd moet worden, zolas dit ook gevraagd wordt aan ouders, bijvoorbeeld bij behandeltrajecten. Wij pleiten er ook voor dat ieder kind betrokken wordt bij elk gesprek, zowel formeel als informeel, en dan niet over het kind maar met het kind of diens wettelijke vertegenwoordiger, de ouder.

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *