Ouderplatform Midden-Holland 

Y.Muijs

NVA Limburg/Auti-Treff 

Marga Houben 

 

Reactie Initiatiefwetsvoorstel -van-wet-leerrecht  

 

Om het Recht op Onderwijs voor ieder kind toegankelijk te maken is het belangrijk dat de Leerplicht omgezet wordt naar Leerrecht. Het implementeren van deze wetgeving is bewerkelijk en zal zorgvuldigheid van de partijen vergen. In veel opzichten vinden wij ons in het Leerrecht, maar niet in het implementeren van de jeugdarts om de volgende redenen. 

 

In het kader van een ontwikkelingsbedreiging wordt in heel veel gemeenten een (dreigende) uitval van leerlingen gemeld bij de jeugdarts. Scholen in gemeenten hebben hierover convenanten afgesloten om (dreigende) uitval te voorkomen. Bijv. de MAS, de M@zl, Gelijke Kansen Alliantie waar een jeugdarts al geïmplementeerd is. Samenwerkingsverbanden zijn in heel veel gemeenten op de hoogte van de integrale aanpak waar de jeugdarts bij betrokken is. Hierdoor zien wij dat gemeenten de verantwoording nemen voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg in het formuleren van maatregelen tegen gezondheidsbedreigende factoren in het sociale, pedagogische en fysieke milieu van de leerling in de schoolomgeving. In de praktijk betekende dat voor heel veel ouders dat ze met dwang en drang geconfronteerd werden, kregen vaak een zorgmelding of ze kregen niet de juiste hulp/onderwijs met alle gevolgen voor het kind en gezin van dien.  Lees verder

Zoals in de Memorie van toelichting wordt geformuleerd is het doel van dit wetsvoorstel ‘om verzuim en schooluitval tegen te gaan’. De Staatssecretaris van Volksgezond geeft aan dat met dit wetsvoorstel Samenwerkingsverbanden meer in positie worden gebracht. Met de keuze voor het Samenwerkingsverband als doorzettingsmacht en het ontbreken van verbetering van de wettelijke positie van kinderen en ouders in dit wetsvoorstel zal in onze ogen het met de voorgestelde wet beoogde doel niet worden gehaald. 

Aan de behoefte van het organiseren van een doorzettingsmacht ligt vaak een situatie ten grondslag waarin partijen er zonder deze macht niet uitkomen. Kijkend naar het officiële aantal thuiszitters, en de ervaring van ouders, bijvoorbeeld zoals ingebracht in de evaluatie passend onderwijs (https://evaluatiepassendonderwijs.nl/publicaties/eindrapport-evaluatie-passend-onderwijs/ ), kunnen we stellen dat de hiervoor verantwoordelijke partijen op dit moment niet in staat zijn gebleken om voor alle kinderen in Nederland passend onderwijs te realiseren.  

Als er gekozen wordt voor een doorzettingsmacht is het belangrijk om aan alle partijen recht te doen in de mate van betrokken worden bij het vinden van een oplossing. In onze ogen is hiervoor een doorzettingsmacht nodig die onafhankelijk kan opereren, zowel naar de partijen die een wettelijke taak hebben om een passende onderwijsplek te faciliteren als de partijen voor wie deze passende onderwijsplek persoonlijk van belang is, namelijk kinderen en hun ouders.  

De Staatssecretaris stelt dat ‘uit de ervaringen die samenwerkingsverbanden hebben opgedaan met doorzettingsmacht blijkt dat duurzame oplossingen vooral gevonden worden in onderlinge samenwerking en minder via afdwingen.’ Het voorgestelde wetsvoorstel schiet op dit punt nu juist tekort. Met name de (rechts)positie van ouders en kinderen, de belangrijkste belanghebbende partijen, wordt hier genegeerd.  Lees verder

 

Het is rustig. Geen mail in de box van school, geen belletje dat ik mijn kind moet komen halen, geen akelige gemeentemail met dat ik voor de zoveelste keer papieren moet aanreiken. Rust. 

De rust is troebel. Mijn hoofd bonkt sinds oktober. Om precies te zijn, sinds de gemeente de PGB heeft gestopt. Nog steeds vind ik het onvoorstelbaar…  Lees verder

Ouders (en hulpverleners) van kinderen die thuiszitten, spreken zich al jaren in negatieve zin uit over het geweld dat wordt toegepast bij de dwang om deze (vaak angstige) kinderen naar school te krijgen conform de leerplichtwet. Zij menen dat er inmiddels zoveel incidenten hebben plaatsgevonden om vast te stellen dat deze zogeheten doorbraakmethodieken ernstige schade aan kinderen kunnen berokkenen. Tevens zijn zij van mening dat de beslissing en regievoering over deze doorbraakmethodieken niet behoort te liggen bij hulpverleners binnen de jeugdzorg of in het onderwijs, maar vrijwel in alle gevallen toebehoort aan de ouders. Indien ouders hiertoe niet in staat zijn, kan de steun van een hulpverlener worden ingeroepen of kan dwang slechts plaatshebben na een uitspraak van de kinderrechter.

In bijgaande petitie wordt tevens bepleit meer aandacht te schenken aan maatwerk in het onderwijs zodat er voor ieder kind – ook voor de thuiszitters – gelijke kansen ontstaan. Dit kan worden bevordert door van de Leerplicht een Leerrecht te maken.

Lees verder

Geachte NVO,

Via deze weg wil ik u mijn complimenten geven voor de tweede podcast. Ik heb hem zelfs twee keer moeten beluisteren, omdat er zo’n goede communicatie techniek in zit. Desondanks ontstemt mij toch deze podcast.

De eerste podcast liet toch echt zien hoe een kind mishandelt wordt. In uw tweede podcast werd daar verder nog even op ingegaan. Zo werd er toch aangegeven dat het afschroeven van de scharnieren van de toiletten in overeenstemming werd gedaan met kind en ouders. Er werd gehandeld volgens het plan welke met ouders en kind was opgemaakt.

Dit is dan ook blijkbaar voldoende dragend mbt de verantwoording voor de beroepsgroep orthopedagogen. Wanneer dus een overeenstemming met kind en ouders is, mag een orthopedagoge teruggrijpen naar dit soort doorbraak methoden en hoeft zich dan niet verder te verantwoorden? Snap ik dat nu echt goed?

In uw podcast is daarom ook aangestipt dat ouders het gevoel hebben niet serieus genomen te worden, en dat vaak de communicatie niet goed verloopt.

Ik vind het echt heel erg dat we dit na 10 jaar, jaar in jaar uit, nog steeds moeten aangeven in de gesprekken bij organisaties en overheid. Sinds 5 jaar roepen de ouderorganisaties: ga op een andere manier het startgesprek in, op de school van uw kind.

Maar dat is niet de reden dat ouders en helpers op uw eerste podcast zo hebben gereageerd. Als beroepsgroep lijkt het dat u een andere waarneming heeft. Namelijk dat u deze methoden wel goedkeurt, en zeker wanneer dit in overeenstemming met ouders en kind gebeurt. Ik ga er dan verder niet op in over hoe deze overeenstemming tot stand gekomen is..

Wat mij echt in de podcast ontstemde was de Rolverdeling. Als ouder en hulpverlener zijnde staat voor mij altijd het kind centraal. Hier gaf het kind aan zich op te willen sluiten en hij wist niet of hij open wilde doen? Is dit zo erg, dat men vervolgens de scharnieren van de toiletdeur af moet halen? Ik had gezegd oh maar als je dat doet dan ben je niet zo ver om naar school te kunnen gaan, dan moeten we iets anders bedenken over hoe het dan wel voor je gaat. Ook komt er dan geen ander plan op tafel. Het is een not-done dat ouders de scharnieren moeten afschoeven ook al is dit hierna in overleg gedaan. Als hulpverlener draag je dan bij dat er een onthechting plaatsvindt tussen ouders en kind. Mijn kind zou boos op mij zijn, dat ik toestemming heb gegeven om met overmacht hem in de auto te sleuren in zijn pyjama (drie dagen lang), en hem in de klas drie dagen lang in pyjama laten brullen. De vertrouwensband met mijn kind was hierdoor gebroken geweest.

Een kind onder de 10 kan echt niet inschatten wat hij hiermee op zichzelf heeft afgeroepen. Het is echt heel erg om hier te zeggen dat er een overeenstemming was met het kind.

De beroepsgroep NVO zou er echt goed aan doen om haar visie op kinderen die thuis zitten anders neer te zetten in de podcasten. Een orthopedagoge kan een heel belangrijke schakel zijn in de verloop van een kind zijn schoolcarrière. De hoofdrol en hoofdschakel zijn het kind en het bevoegde gezag.
Met vriendelijke groet
Yvonne Muijs

Niemand zag me!

Waar iedereen denkt dat hij of zij kindermishandeling kan signaleren, vraag ik mij stellig af hoe?

https://www.020veiligthuis.nl/nieuws/verbeterde-meldcode-per-1-januari-2019/

Ik was 7 jaar, en keek op tegen de nieuwe vriend van mijn moeder. De vriend met het politie uniform. Hij vond dat mijn zus (toen 16 jaar) uit huis moest gaan wonen (wanneer ik nu naar mijn 16-jarige kind kijk, denk ik niet dat hij/zij al zelfstandig kan wonen). Mijn broertje werd geboren. Wanneer mijn broertje iets had gedaan, werd ik door mijn moeder of stiefvader geslagen (ik was blij dat in die tijd wijde kleren modern waren; zo viel er niets op). Ook werd ik uitgescholden voor nietsnut, lui, dom, leugenaar of hoer. Wanneer ik fouten maakte, kreeg ik slaag op mijn vingers met de bamboestok(soms had ik teveel pijn in mijn vingers om op school mijn pen goed vast te kunnen houden).

Mijn stiefvader had een hobby: alternatieve geneeswijzen; ik was zijn proefkonijn. Mijn moeder stond erbij wanneer er in mijn rug naalden werden gestoken die vol zaten met chemicaliën. Wanneer ik huilde zeiden ze: Stel je niet zo aan! Jij wilt het toch, jij hebt toch rugpijn! Ik sportte destijds heel veel. Tijdens het omkleden, werden er vragen aan mij gesteld over mijn rug. Hierop gaf ik als antwoord dat mijn vader mij prikken gaf voor de pijn in mijn rug. De trainster zei dan vaak dan gaan we je rug wat minder belasten.

Hun huwelijk ging kapot, en mijn moeder liet ons, haar kinderen, in de steek en vertrok naar het buitenland. Ze nam ons niet mee. Als excuus zei ze dat ze bang was dat mijn stiefvader haar zou vermoorden. Ze ging stiekem weg, en niemand wist waarheen. Wat had zij kunnen doen tegen een agent?! De gedachtes kwamen niet bij haar op, dat wij, haar kinderen, in gevaar waren. Die avond stopte hij mij vol met alcohol en pillen. Ik werd verkracht naast mijn slapende broertjes. Het was een lange helse nacht die ik nauwelijks heb meegekregen, omdat ik dusdanig door mijn stiefvader onder invloed was gebracht. Ondanks dat herinner ik me veel. Zelfs dat er een pistool tegen mijn hoofd werd gezet. De enige persoon die ik nog vertrouwde was mijn zus. Zij kwam direct vanuit het buitenland toen ze het hoorde. Zij besefte op dat moment als jonge vrouw niet wat er zich thuis afspeelde aan agressiviteit en wat hier de omvang van was. Aangifte bij de politie, de collega’s van mijn stiefvader deed ik niet. Omdat toch niemand mijn verhaal zou geloven. Ze zouden hem meer geloven dan mij en dan zou ik het nog zwaarder hebben gekregen. Mijn huisarts had ook nooit wat gedaan, hij was immers bevriend met mijn stiefvader. Ik hoefde mijn huisarts en de politie niet in vertrouwen te nemen; het was gewoonweg zinloos.

Ik was 16 jaar toen ik van school kwam. Op de stoep lag mijn matras en kleding, die blijkbaar uit het raam naar beneden waren gegooid. Wat nu? Mijn twee kleine broertjes (toen 6 en 8 jaar) waren daar nog binnen. De deuren zaten op slot. Ik belde aan. Mijn stiefvader stond in de deuropening en zei: ”Oprotten hoer!” Ja, zo voelde ik me smerig en vies. Twijfelend en met een machteloos gevoel vroeg ik mezelf af: Waar moet ik heen? Hoe moet ik de verantwoording dragen over mijn twee broertjes?          Ik raapte wat kleren op, en ging naar een vriendin van mijn moeder. Hier mocht ik een nacht slapen. Mijn stiefvader was politieagent, en de vriendin van mijn moeder was bang. Ik ging hier vanuit zelfstandig wonen, en meldde me bij de Gemeente. Van hen kreeg ik een kleine vergoeding. Jeugdzorg vroeg even naar mijn naam, en toen zij de naam van mijn stiefvader hoorden waren ineens alle deuren voor enige hulp gesloten.

Om mijn huur te kunnen betalen ging ik dus werken en daarnaast ook nog naar school. Mijn cijfers daalden. Het lag aan mij, want ik was dom volgens mijn moeder en stiefvader. Bij de oudergesprekken droeg mijn stiefvader zijn uniform. Zelfs terwijl hij helemaal geen dienst had op dat moment. Hij gaf daar dan aan dat ik dom en lui was. Ik hield mijn mond, en was onder de indruk van zijn verschijning. Ik voelde me smerig en vies.

Op mijn lange weg die ik nog te gaan had, kwam ik al snel een vriend tegen die psycholoog was. Hij hielp mij om alles te verwerken. Het had zijn tijd nodig. Ik was niet op uit op wraak, omdat ik van mijn moeder hield. Ik wist wat mij was overkomen. Het is niet goed, niet juist en het zal mij in mijn leven belemmeren. Mijn zus vertelde mij jaren later, dat we al van jongs af aan werden mishandeld, en mijn  inmiddels overleden broer liet mij weten, pas na zijn dood, dat niet alleen ik dit had meegemaakt. Jaren later verbaasde het mij enorm toen ik erachter kwam, dat wij als kind zijnde niet van elkaar wisten wat ons werd aangedaan of dat we het wel wisten maar het niet met elkaar durfden te delen uit angst voor de reactie van onze stiefvader als hij erachter zou komen.

De angst die mij bekroop was, dat ik mijn negatieve jeugdjaren over zou kunnen dragen op mijn kinderen. Deze cirkel moest voor mij doorbroken worden. Ik was dankbaar dat mijn jeugdjaren geen herhaling hadden gekregen, maar het zou een weg worden waar ik altijd aan moest blijven werken. Het is een jeugd waar ik ook mooie en gelukkige herinneringen aan heb overgehouden. De diepe wonden uit mijn jeugd hebben een plekje gekregen, maar deze ervaringen draag ik altijd bij me. Ieder jaar weer heb ik in de wintermaanden een aantal slapeloze nachten waarin mijn jeugdherinneringen weer even terugkomen. Het laat me nooit meer los, maar ik kan er mee leven.

Niemand zag me! de leerkracht niet, de vrienden van mijn ouders niet, ook de kapper, pastoor en de huisarts zagen me niet. Ik had toch doodleuke ouders? Ten slotte was mijn stiefvader politieagent en mijn moeder was mijn moeder waar ik loyaal aan verbonden was.

Niemand zag me!

 

 

GIRFEC “Getting It Right For Every Child”

Afbeeldingsresultaat voor rechten van het kind afbeeldingen

 

Als ouder maak ik mij al ruim 10 jaar sterk dat onder andere ook mijn kinderen alle rechten toekomen. Het recht op Onderwijs maar ook het recht op Zorg. Dus in de zin” Getting it right for every child “kan ik mij goed vinden.

Ik vind ook dat ieder kind dezelfde rechten en dezelfde kansen mag hebben. Maar hoe wordt GIRFEC geïmplanteerd?

Een vriendin die in Rotterdam hulpverlener is, en met veel kinderen werkt, was boos op mij toen ik haar bestook met alle berichten over GIRFEC. Zij kon zich hier helemaal niet meer in vinden.

Ik ben dan ook wat direct, en snapte daardoor wel dat zij zich ontzettend aangevallen voelde. Ze maakt ontzettend veel uren en bij haar staat het kind echt centraal, maar ondanks dat ,zei ik wel dat zij de regie overnam. De koffie pruttelde…

Zij vroeg aan mij uitleg. Ik hield het heel kort en krachtig. Jij bent casusregisseur… neem als voorbeeldcasus een moeder met een kind. Het kind gaat niet naar school en heeft op dit moment geen hulpverlening. Je biedt de moeder een school en een hulpverlener, maar moeder zegt nee. Jou kennende ga je natuurlijk nog een keer zoeken naar een andere school en hulpverlener. Moeder zegt weer nee. Je biedt het nog eens aan en het blijkt dat je geen andere mogelijkheden meer hebt, maar moeder zegt alsnog nee. Wat doe je dan of wat moet je dan doen? Haar antwoordt hierop was een Veilig thuis melding. Zij schrok door mijn lach. Kijk deze ouder mag dus geen NEE zeggen en mag alleen uit het aanbod kiezen wat jij presenteert. Op dat moment neem jij de regie over. Hier is dus geen sprake van een gelijkwaardig partnerschap, en doordat jouw hulpmiddelen dus beperkt zijn vraagt dit van jouw inzet als casusregisseur de regie over te nemen.

 Jeudmaatch bron: https://www.cjgprof.nl/pagina/jeugdmatch/671978

“Steeds meer organisaties in de regio Hollands Midden werken met JeugdMATCH.

In gezinnen waar complexe problematiek speelt, zijn vaak meerdere professionals betrokken. Het is dan natuurlijk heel belangrijk dat er goed wordt samengewerkt. JeugdMATCH helpt professionals elkaar sneller te vinden. JeugdMATCH is de naam die wij in de regio Hollands Midden gebruiken voor de Verwijsindex.

Wanneer twee of meerdere professionals in JeugdMATCH aangeven dat zij bij een jeugdige of diens broertjes of zusjes betrokken zijn (het afgeven van een signaal) dan ontstaat er een ‘match’. Zij ontvangen dan allemaal een e-mail met elkaars contactgegevens, zodat ze in overleg met het betreffende gezin, de hulp goed op elkaar kunnen afstemmen.”

De regie overname is dan ook bijna niet meer zichtbaar, maar ze is er wel. Bijvoorbeeld: in de kansencirkel noemen ze het hulpmiddel Jeugdmatch of zoals in Rotterdam noemen ze het de SISA (Verwijsindex voor risicovolle jongeren). Hier worden de jeugdigen die voor de eerste keer te maken krijgen met hulpverleners en/of terecht komen op speciaal onderwijs direct in de verwijsindex gezet. Dit geldt niet voor iedere gemeente overigens. Maar als jeugdige ben je dan al een gevaar. De term ”Getting it right for every child” is hier niet kloppend.

Als jeugdige behoor je niet zomaar in de verwijsindex gezet te worden. Hier moeten goede en gegronde redenen voor zijn. “Het elkaar vinden van hulpverleners” mag niet de privacy van de kinderen schenden. Het is vaak vanzelfsprekend om een kind in de jeugdmatch te zetten buiten de ouders van het kind om. Achter hun rug om wordt kenbaar gemaakt met welke hulpverlener dit kind te maken heeft en/of het kind in aanraking is geweest met de politie. Het is een informele informatievoorziening die achter de rug van het kind om gaat. Het moet dienen voor goede kansengelijkheid.

Stigmatiserend worden kinderen in hokjes gestopt. Zo worden oeroude statistieken uit de kasten gehaald bv van de kinderen van gescheiden ouders, kinderen van arme ouders, en kinderen van zieke ouders. Deze kinderen vormen allemaal risico’s voor hun ontwikkeling, en hier wordt gelijk de kansencirkel op af gestuurd.

Gelijke Kansen Bron: https://www.gelijke-kansen.nl/over-gelijke-kansen

“Het tegengaan van kansenongelijkheid is een opdracht voor iedereen, met een grote rol voor het onderwijs. Het verbinden van de drie leefwerelden – school, thuis, omgeving – is heel belangrijk in de aanpak van gelijke kansen. De integrale aanpak van gelijke kansen blijkt ook uit de samenwerking van de GKA met ministeries van SZW (armoedebestrijding en onderwijs arbeidsmarkt) en het ministerie van VWS (jeugd en sport) om deze verbindingen te versterken.”

Prachtige gelijke kansen: wij geven de ouder een fijne partner, de arme ouder geven we genoeg geld, en de zieke ouder genoeg hulp. Opgelost zou je zeggen; kind heeft gelijke kansen. Maar zo is het niet. Wij zetten een hele batterij van mensen aan het werk. Om sturing te willen geven waar het probleem enkel groter wordt en niet kleiner en we halen de ouder uit het gesprek. Namelijk uit ons vinkenlijstje blijkt dat deze ouder alleenstaand is en een alleenstaande ouder kan echt niet opvoeden… veel te zwaar voor één persoon, daar moet echt een man bij. Of bij een alleenstaande vader “kunt u wel koken?”.

Dus met alles: Wij willen met alle goede bedoelingen overnemen.

Volwassenen die over de rechten van de kinderen heen walsen. Het kind weet niet dat hij/zij in de  Jeugdmatch zit of dat zijn informatie van de GGD arts naar school teruggekoppeld worden. Zelden wordt een kind goed ingelicht over zijn rechten.

Zorgoverleg op school

Bron: https://www.ggdtwente.nl/publiek/kinderen/op-school/zorgoverleg-op-school

 “Elke school heeft leerlingen over wie de leraren zich zorgen maken. Soms zijn het kinderen met gedragsproblemen: extreem druk, brutaal of juist heel stil en teruggetrokken.

Het hoeft niet altijd een ernstig probleem te zijn. Maar het kan goed zijn om er samen met een deskundige naar te kijken. Daarom heeft elke school een Zorg Advies Team (ZAT) of een zorgteam.

In een dergelijk ZAT of zorgteam zitten verschillende mensen, zoals:

– vanuit de school: Zorgcoördinator, Schoolmaatschappelijk werker.

– buiten school: Leerplichtambtenaar, hulpverlener van Jeugdbescherming Overijssel.

“Vanuit GGD Twente Jeugdgezondheidszorg (JGZ) zit de jeugdarts of de jeugdverpleegkundige in het team. Zij hebben de gegevens van de ontwikkeling van kinderen in het dossier.”

 Ketenpartners

Over de ketenpartners heb ik ook leuke verhalen. Als hulpverlener werd je uitgenodigd om mee te praten bij het gemeentehuis. Ouder(s) en kind werden hier niet van op de hoogte gebracht. Jeugdbescherming, politie en hulpverleners praten wel over je maar niet met je. Aan deze tafel wordt er besloten wat men met je doet. Het samen optrekken is dan ook alleen bij de ketenpartners uiteindelijk effectief. Ze overleggen met elkaar; zogenoemde casusbespreking.

Ook hier heeft het kind geen enkele rechten.

Het is voor mij dan ook erg onbegrijpelijk hoe dit alles zomaar kan gebeuren, hoe grote instanties hieraan meewerken om de ouders buitenspel te zetten en de kinderen hun rechten te ontnemen.

De implantatie gaat verder Gelijke kansen op scholen. Laten we beginnen met de rolstoel begaande scholen. Een kind wat in een rolstoel zit hoeft niet dom te zijn, en mag best op een reguliere school onderwijs volgen.

Kinderen die beperkingen hebben ontvangen vaak geen passend onderwijs, zodat ze uitvallen in het schoolsysteem. Van de ouders die de ouderbijdrage bv niet kunnen betalen wordt het kind uitgesloten van de schoolactiviteit.

Bieden van gelijke kansen is bij mij stoppen met stigma’s en de gelijke kansen direct regelen. Kinderen hebben echt rechten en het wordt tijd dat onze kinderen dit ook gaan leren.

 

GIRFEC “Getting It Right For Every Child” Ieder kind heeft Rechten.

 

 

Wat mag je redelijkerwijs van een school verwachten?

Er is uit onderzoek gebleken dat het om dyscalculie gaat c.q. rekenstoornis met kenmerken van het subtype operationele dyscalculie. In feite het onvermogen om rekenoperaties uit te voeren.

 

In Nederland is een protocol ERWD (Ernstige Reken-Wiskunde problemen en Dyscalculie ontwikkeld. Het beleid is als volgt geformuleerd. Dit is de basis

  • School heeft een procedure waardoor leerlingen met rekenproblemen vroegtijdig gesignaleerd en direct begeleid worden (preventie).
  • School beschikt over voldoende materialen en middelen om leerlingen met rekenproblemen te begeleiden.
  • In de rekenles is er circa 10 minuten tijd voor rekeninstructie aan zwakke rekenaars.
  • School heeft een procedure om leerlingen met ernstige rekenproblemen en dyscalculie intensief te begeleiden.
  • Op school is deskundigheid aanwezig om leerlingen met ernstige rekenproblemen en dyscalculie te begeleiden en leraren te ondersteunen.
  • Er is een goede overdracht bij de overgang naar een nieuw leerjaar.

(http://www.masterplandyscalculie.nl/stappenplanpo/stap0-5.html)

 

Het is nodig om een dyscalculieverklaring af te gegeven. Volgens het protocol dient een school dan te voorzien in specifieke begeleiding  en faciliteiten (https://erwd.nl/_downloads/protocol-ernstige-reken-wiskundeproblemen-en-dyscalculie/basisonderwijs/protocol-erwd-po-bso-so.pdf, blz. 166).

 

De hulp is intensief en structureel, het rekenonderwijs wordt aangepast aan de behoefte van de leerling.

De fase waarin de problemen zich bevinden kunnen volgens het protocol als volgt onderscheiden worden:

 

Het protocol beveelt onder andere het volgende aan:

  • hulp vanaf groep 6 door een interne rekenexpert (intern begeleider, remedial teacher op rekencoördinator); deze stemt steeds af met de groepsleraar; de rekenexpert heeft een specifieke opleiding genoten;
  • er is een handelingsplan opgesteld om doelen voor de korte en de lange termijn te stellen, evaluatie is structureel ingebouwd;
  • daar waar specifieke instructie nodig is wordt een (externe) remedial teacher; in fase rood (vaststelling ernstige reken/wiskundeproblemen en dyscalculie) wordt de begeleiding in nauw overleg met de school uitgevoerd;
  • de externe rekenexpert wordt ook wel de begeleider genoemd; deze kan zowel goed omgaan met emotionele blokkades bij het rekenen, als bij het stap voor stap introduceren vande  nieuwe leerstof;
  • in de fases oranje en rood hebben de leerlingen doorgaans één uur extra remedial teaching nodig (en in de bovenbouw anderhalf uur per week); in ieder geval rekenen deze leerlinge zes uur per week.

 

 

 

 

 

 

Steeds meer hoor ik dat kinderen uitgeschreven worden zonder een startkwalificatie doordat ze  18 jaar bereikt hebben of dat ze een maatwerkconstructie hebben en niet voltijding op school zitten.
In feite is er bij ingeschreven leerlingen VMBO, HAVO, VWO geen limiet aan de studieduur. Er zijn wel regelingen die van school tot school verschillen (zoals 2x  zitten blijven, of 2 x in dezelfde klas zitten blijven). Deze regels staan in de schoolgids.

De hulp aan kinderen met dyslexie valt ruwweg uiteen in twee onderdelen: ( http://www.steunpunttaalenrekenenvo.nl/sites/default/files/FAQ%20examenvoorbereiding.pdf)
– allerlei ondersteunende hulp voorafgaand aan examen; er zijn veel mogelijkheden
– soepeler omgaan met de normen (zie onderstaand stukje)
23. Mag de corrector bij het SE Nederlands en moderne vreemde talen bij leerlingen met dyslexie soepeler omgaan met de aftrek van punten gereserveerd voor spelling? De school bepaalt bij het SE zelf of en wanneer spelfouten worden meegerekend. De school moet dit vastleggen in het PTA en hierbij verwijzen naar het dyslexieprotocol van de school. Het is wel zo dat de gekozen spellingeisen voor alle leerlingen hetzelfde zijn. Hier kan voor leerlingen met dyslexie geen uitzondering voor gemaakt worden. De school kan leerlingen met dyslexie wel een ander voortraject aanbieden en/ of de toetsen in een andere vorm (verlenging, vergroting, met auditieve ondersteuning) aanbieden.
Van het grootste belang is altijd: heeftde school een soepele pmgang met spellingproblemen in het PTA vastgelegd onder verwijzing naar het dyslexieprotocol (daar staat precies in wat je met spellingfouten kunt doen)
Als men geen aparte regeling spelling voor Nederlands en een moderne vreemde taal (Engels) in het PTA heeft opgenomen of niet gekoppeld heeft aan het algehele dyslexiebeleid, dan kan ook niet soepeler omgegaan worden met de beoordeling / becijfering.